Deze pagina is onderdeel van het artikel ‘Gids voor het afbouwen van psychofarmaca‘. Andere afbouwgidsen zijn:
Deze gids is niet bedoeld om het stoppen met psychofarmaca aan te moedigen, maar is eerder een leidraad voor therapeuten en andere zorgverleners om cliënten/patiënten te ondersteunen die besloten hebben om te minderen of stoppen met psychofarmaca na overleg met hun arts. Onder psychofarmaca verstaan we geneesmiddelen die tot doel hebben de geestelijke toestand te veranderen, ze werken in op het centrale zenuwstelsel, met name de antidepressiva, benzodiazepines (slaap- en kalmeermiddelen, anti-epileptica), psychostimulantia (methylfenidaat en amfetamine-derivaten) en antipsychotica.
Inleiding
Dit artikel is een handleiding om de epigenetische dynamiek van antipsychotica, de complicaties, het afbouwproces en het herstelproces van beter te begrijpen. In het laatste deel worden de leefstijladviezen en de voedingssupplementen beschreven.
Antipsychotica zijn middelen om de symptomen van een psychose tegen te gaan. Vanuit deze doelstelling worden ze on-label voorgeschreven bij psychose, hypomanie (bipolaire stoornis) en schizofrenie. Echter meer dan 90% van de gebruikers hebben helemaal geen last van psychose, bij deze mensen worden antipsychotica met een sederende werking (ref-1 – ref-2) off-label voorgeschreven. Tot deze groep behoren de mensen met zware depressie, angststoornissen, ernstige slaap-, stress- en gedragsproblemen, dementie en verstandelijke beperkingen.
Indeling
Inleiding
Antipsychotica
Psychose
- De dopamine hypothese
- Angstpsychose
Werkingen en bijwerkingen
- Dopamine en serotonine
- Acetylcholine
- Noradrenaline
- Prolactine
- Ghreline
- Glutamaat
- Histamine
Het probleem met insuline en overgewicht
Het probleem met dementie
Het probleem met oversterfte
Het probleem met vermoeidheid
Afbouwen van antipsychotica
- Afbouwen met een voorgeschiedenis van psychose
- Afbouwen zonder een voorgeschiedenis van psychose
De weg naar herstel
Het endocannabinoïde systeem
- Dopaminepsychose
- Angstpsychose
- Sederende antipsychotica
Levensstijladvies
Voedingssupplementen
- Afbouw en stoppen
- Slaapproblemen
——————————————————————————-
Antipsychotica
Psychose
1. De dopamine hypothese
Antipsychotica hebben een anti-dopaminerge werking. Desondanks is de stelling dat psychose wordt veroorzaakt door een onbalans in de dopamine huishouding een hypothese (ref-1 – ref-2 – ref-3). Volgens professor Ronald W. Pies – die zijn bevindingen neerschreef in de Psychiatric Times – is de ‘chemische onbalans’ bij psychiatrische stoornissen een legende, een simplistische voorstelling gepromoot door farmaceutische bedrijven (ref-1 – ref-2).
De stelling dat psychiatrische aandoeningen ontstaan door ontregeling van één stofje past binnen de medicinale aanpak. In realiteit worden psychische aandoeningen veroorzaakt door een complexe (epigenetische) interactie tussen de genen en hun omgeving. Deze omgeving bestaat uit psychosociale, transgenerationele, prenatale, opvoedkundige, nutritionele, toxische, stress, trauma en andere factoren die een onevenwicht veroorzaken in neurotransmitters, hormonen en andere stoffen die impact hebben op de hersenen en het zenuwstelsel van de mens.
2. Angstpychose
Angstpychose – een term door Wernicke in 1895 geïntroduceerd, is uit het psychiatrische taalgebruik verdwenen maar nog steeds actueel (ref-1 – ref-2 – ref-3 – ref-4). Zo blijkt uit onderzoek dat 51% van de mensen met psychose een angststoornis hebben (ref). Een angst gemedieerde psychose wordt niet veroorzaakt door dopamine, maar door hyper-glutamaat (ref-1 – ref-2 – ref-3). Voor deze groep zijn natuurlijke glutamaat-remmers en GABA stimulerende middelen meer geschikt dan antipsychotica, althans vanuit de inzichten van de toegepaste epigenetica.
Werkingen en bijwerkingen
Elk antipsychoticum heeft een andere werking, sommige middelen kunnen wel meer dan 30 receptoren remmen of stimuleren (bv. Olanzapine®) waardoor het onmogelijk is om de werking van antipsychotica te generaliseren. Zelfs de indeling ‘klassieke versus atypische antipsychotica’ is een abstracte voorstelling met onderling enorme (neuro)fysiologische verschillen. De atypische middelen werden als ’tweede generatie’ antipsychotica op de markt gebracht met de belofte dat ze minder bijwerkingen zouden veroorzaken. In de praktijk worden de atypische antipsychotica meer in verband gebracht met oversterfte, overgewicht, diabetes en andere metabole aandoeningen.
Een derde van de rusthuisbewoners in België en Nederland – vooral ouderen met dementie en ‘probleemgedrag’ nemen antipsychotica (ref-1 – ref-2). Het ongeoorloofd gebruik van antipsychotica in rusthuizen is een wereldwijd probleem waarin nauwelijks verandering komt (ref-1 – ref-2).
Minderjarigen blijken steeds vaker antipsychotica te slikken (ref). Volgens dokter Swinnen zijn antipsychotica in de eerste plaats ‘gedrags- en agressieregulerende’ middelen. Ze zorgen ervoor dat kinderen ‘minder sterk’ zullen reageren op bepaalde ‘prikkels’ (ref).
Het middel quetiapine (Seroquel®) is populair bij hardnekkige slaapproblemen in een lage dosering van 5 à 10 mg. In Nederland namen in 2019 ongeveer 140.000 mensen quetiapine als slaapmiddel (ref-1 – ref-2). Omwille van de lange halfwaardetijd van 6 uur, kan quetiapine 16 uur na de inname nog steeds sufheid en somberheid veroorzaken.
1. Dopamine en serotonine
Er zijn twee soorten antipsychotica. Rond 1950 kwamen de eerste generatie antipsychotica op de markt, de zogenoemde ‘klassieke’ antipsychotica. Deze werken als dopamine-D2-antagonisten, stofjes die de dopamine-D2-receptoren blokkeren met ongeveer 70% (ref-1 – ref-2). Ze veroorzaken meer stoornissen in de functie van het extrapiramidale systeem dan de atypische variant. Klassieke antipsychotica zijn: chloorpromazine, haloperidol (Haldol®), broomperidol (Impromen®), perfenazine, pimozide (Orap®), flufenazine en zuclopentixol (Cisordinol® of Clopixol®).
Klassieke antipsychotica veroorzaken meer bewegingsstoornissen in de functie van het extrapiramidale systeem met parkinsonisme-achtige bijwerkingen zoals spierstijfheid, acathisie, een onvermogen om stil te blijven zitten, tremor en andere ongewenste spiertrekkingen.
Volgens psychiater René Thomassen is niet precies bekend hoe antipsychotica werken. Thomassen: “Ze blokkeren dopaminereceptoren in de hersenen, maar hoe dat resulteert in een verminderde psychose is nog steeds niet helemaal duidelijk (ref).
Vanaf 1970 kwamen de tweede generatie ‘atypische’ antipsychotica op de markt. Dit zijn minder sterke subtype-dopamine-antagonisten – ze remmen meerdere subtype dopamine-receptoren, en sterke antagonisten van de subtype-serotonine-5-HT2-receptoren (ref-1 – ref-2). In tegenstelling tot de klassieke antipsychotica veroorzaken de atypische antipsychotica minder stoornissen in de functie van het extrapiramidale systeem (EPS) maar vaker oversterfte, overgewicht, diabetes en andere metabole aandoeningen. Atypische antipsychotica zijn: risperidon (Risperdal®), quetiapine (Seroquel®), olanzapine (Zyprexa® of Zalasta®), clozapine (Leponex®), sulpiride (Dogmatil®) en aripiprazol (Abilify®).
Het overzicht van de klassieke en atypische antipsychotica kan men via deze pagina raadplegen. In het onderstaande schema staan een paar voorbeelden met verschil in sederende werking, bloeddruk, EPS, anticholinerge werking en de kans op epileptische insulten.
Verschil tussen klassieke (typical) en atypische antipsychotica (ref)
Antipsychotica hebben niet alleen een dopamine-remmend effect. Antipsychotica verhogen de extracellulaire vrijgave van dopamine in de hersenen, vooral in de prefrontale cortex (ref-1 – ref-2). Toename van extracellulaire dopamine in de hersenen wordt in verband gebracht met oxidatieve en nitrosatieve stress, neurodegeneratie en glutathion depletie (ref). Dezelfde dynamiek zien we ook bij psychostimulantia (ref-1 – ref-2).
Dopamine wordt niet alleen in de hersenen en het zenuwstelsel aangemaakt, maar ook in de niet-neurale delen van het lichaam zoals de pancreas (ref-1 – ref-2). Antipsychotica zorgen voor een forse toename van de perifere dopamine, tot meer dan 400% (ref). Te hoge perifere dopamine concentraties hebben een negatieve invloed op insuline. Dopamine remt de insulinerespons op glucose, ook bij gezonde personen, waardoor er hyperglycemie ontstaat (ref). Dat betekent dat hoe meer perifere dopamine er in omloop is, hoe minder insuline er vrijkomt als de bloedsuiker stijgt (ref-1 – ref-2). Dit is een van de redenen waarom antipsychotica overgewicht en diabetes veroorzaken.
In 2018 werd een onderzoek gepubliceerd waaruit blijkt dat de efficiëntie van antipsychotica niet wordt bepaald door het remmen van de dopamine-receptoren, maar wel door het afremmen van de dopamine transporter activiteit (ref).
2. Acetylcholine
Antipsychotica zijn bijzonder veelzijdig in hun werking – ze beïnvloeden de werking van tientallen receptoren, wat tevens verklaart waarom ze zoveel bijwerkingen hebben. Bijwerkingen zijn ongewenste werkingen. Sommige antipsychotica (bv. quetiapine/Seroquel®) hebben een anticholinerge werking (ref). Anticholinergica verhogen de kans op dementie tot 400% (ref). Wie meer wil weten over deze interactie kan het Nederlandstalig artikel raadplegen (ref).
De PDF lijst met het overzicht van de anticholinerge geneesmiddelen kan men downloaden via deze link. Bijvoorbeeld paroxetine (Seroxat®), het SSRI antidepressivum met de sterkste anticholinerge werking (ref) verhoogt de kans op dementie met 69% (ref), wat niet het geval is met andere antidepressiva. Algemeen kan men stellen dat anticholinerge geneesmiddelen tot de top behoren in het veroorzaken van langetermijncomplicaties.
3. Noradrenaline
Antipsychotica zorgen voor een toename van de perifere noradrenaline, tot wel 1600% (ref), wat niet zo goed is voor het hart. Tevens neemt de extracellulaire noradrenaline in de hersenen toe (ref). Noradrenaline behoort tot de sympathicomimetica, bij te hoge waarden kunnen hartritmestoornissen ontstaan, verhoogt de bloedruk en het hartritme en vermindert de bloedtoevoer naar de organen, spieren en huid door vernauwing van de bloedvaten. Noradrenaline activeert de perifere vrijgave van glutamaat via de adrenerge receptoren (ref), een stofje dat stress, dopamineproblemen en cellulaire schade aanricht. De toename van noradrenaline correleert met de incidentie van cardiovasculaire aandoeningen door antipsychotica (ref).
4. Prolactine
Antipsychotica kunnen prolactine tot wel 1000% verhogen (ref). Hyperprolactine komt voor bij meer dan 70% van de mensen die antipsychotica nemen. De gemiddelde toename bij vrouwen en mannen is resp. 246% en 159% (ref). Hyperprolactine wordt in verband gebracht met de toename van auto-immuunaandoeningen, bv. lupus (ref), reumatoïde artritis (ref), psoriasis (ref), en multiple sclerose (ref). Andere connecties zijn haarverlies op het hoofd en overmatige haargroei elders (ref), vermindering van oestrogeen bij vrouwen (ref) en testosteron bij mannen (ref), verhoogde kanker incidentie (ref), onvruchtbaarheid (ref), uitblijven van de menstruatie (ref), hoge bloeddruk (ref) en impotentie (ref).
5. Ghreline
Ghreline is het enige bekende hormoon dat de eetlust opwekt. Antipsychotica veroorzaken een toename van ghreline tot meer dan 250% van de normale waarden, waardoor men constant trek heeft in voeding (ref). Bij slanke mensen vertoont ghreline een stijging ’s morgens en een daling naar de avond toe. Bij obese mensen en onder invloed van antipsychotica blijven de waarden hoog (ref). Ghreline remt de vrijgave van insuline en stimuleert de secretie van glucagon, een hormoon dat de bloedsuikerspiegel verhoogt door afbraak van glycogeen in de lever. Ghreline stimuleert de vetsynthese en vermindert de vetafbraak. De toename van ghreline is een belangrijke oorzaak waarom antipsychotica overgewicht veroorzaken, ook bij kinderen. Vaak zien men bij volwassenen een gewichtstoename van 10 tot 20 kg tijdens het eerste jaar.
6. Glutamaat
Atypische antipsychotica zijn het meest rustgevend, ze verlagen glutamaat door het remmend effect op de serotonine-5-HT2A-receptoren (ref). Klassieke antipsychotica verhogen glutamaat door remming van de serotonine-5HT1A-receptoren (ref). Deze regel geldt niet voor alle antipsychotica omdat elk middel een ander werking kan hebben. Er is geen verschil in de GABA activiteit in de prefrontale cortex bij mensen met psychose, zonder of met antipsychotica (ref).
7. Histamine
Een deel van de antipsychotica verhogen de H1 en H3-histamine activiteit (ref-1 – ref-2), terwijl andere antipsychotica een histamine-remmende werking hebben (ref). Toename van H1 en H3 histamine in de hypothalamus is een belangrijke oorzaak van overgewicht door gebruik van antipsychotica (ref). Ook hier geldt – zoals bij alle werkingen – dat elk antipsychoticum een zeer brede en verschillende werking heeft op meer dan 30 receptoren.
Het probleem met insuline en overgewicht
Een van de meest wijdverspreide misverstanden over dopamine is dat deze neurotransmitter uitsluitend actief is in de hersenen en het zenuwstelsel. Dopamine wordt niet alleen aangemaakt in de hersenen maar ook in de pancreas (ref), waar het de belangrijkste regulator is van de insuline- en glucagonhuishouding (ref). Dopamine is bepalend voor de bloedsuikerwaarden in het bloed én de hersenen. De manier waarop dopamine de verwerking van glucose reguleert heeft zelfs invloed op de vecht-of-vluchtreactie.
Dopamine wordt aangemaakt in de eilandjes van Langerhans van de pancreas via twee routes (ref-1 – ref-2). In de bètacellen via de aanlevering van dopamine precursor L-dopa. De alfacellen daarentegen kunnen zelf L-dopa aanmaken in respons op glucose. Bij lage dopamine concentraties bindt de pancreas-dopamine zich aan de dopamine-D2-receptoren en blokkeert de insuline- en glucagon vrijgave. Bij hoge dopamine concentraties zien we een dubbele werking: dopamine stimuleert de vrijgave van glucagon (alfacellen) en remt de vrijgave van insuline (bètacellen), waardoor in beide gevallen de bloedsuikerspiegel stijgt (ref).
Antipsychotica hebben niet alleen een dopamine-remmend effect in de hersenen, ze zorgen voor een enorme toename van dopamine in de pancreas (ref-1 – ref-2). Hierdoor ontstaat een hyperglycemische toestand die al snel leidt tot insulineresistentie, met in een verdere fase overgewicht, metabole aandoeningen en diabetes.
Telkens we het dopamine beloningssysteem overstimuleren, bv. door troostvoeding en verslavingen, ontstaat een hyperglycemische toestand die de insulineresistentie steeds een stapje verder duwt. Wat een verklaring zou kunnen zijn waarom dopamine-jagers op latere leeftijd metabole aandoeningen ontwikkelen, ook als ze ‘gezond’ leven volgens de normen van het voedingscentrum, d.w.z. met dagelijkse aanvoer van exorfinen-rijke voeding zoals brood en zuivel.
Dopamine blijkt tevens betrokken te zijn bij de vecht-of-vluchtreactie (fight or flight), een verdedigingsmechanisme dat optreedt als er acuut gevaar dreigt. De vecht-of-vluchtreactie wordt geactiveerd door adrenaline en noradrenaline via de alfa-2A adrenerge receptoren. Het lichaam heeft een enorme hoeveelheid energie (glucose) nodig om de vecht-of-vluchtreactie mogelijk te maken. Uit recent onderzoek blijkt dat dopamine een directe agonist (activator) is van de alfa-2A adrenerge receptoren (ref). De dopamine/alfa-2A adrenerge receptor interactie in de pancreas zorgt voor een onmiddellijke toename van de bloedsuiker door het stimuleren van glucagon en het remmen van insuline (ref-1 – ref-2). Hieruit blijkt dat de energietoevoer voor de vecht-of-vluchtreactie niet alleen wordt gereguleerd door cortisol (HPA-as) maar ook door dopamine. Reeds in 2008 werd bij de zebravink aangetoond dat het zangproces wordt aangestuurd door de dopamine/alfa-2A adrenerge receptor interactie (ref). Het is pas in 2021 dat de dopamine/alfa-2A adrenerge receptor interactie bij de mens werd aangetoond (ref-1 – ref-2).
Een andere oorzaak waarom antipsychotica insulineresistentie en overgewicht veroorzaken is via het overstimuleren van de CB1-receptoren van het endocannabinoïde systeem (ref-1– ref-2 – ref-3 – ref-4 – ref-5). Overstimulatie van de CB1-receptoren veroorzaakt tevens een verhoogde cholesterol en leptine-resistentie, waardoor men chronische trek heeft (ref).
De twee andere routes waardoor antipsychotica overgewicht veroorzaken kan men nalezen bij de onderwerpen ‘ghreline’ en ‘histamine’
Het probleem met dementie
Een deel van de antipsychotica hebben een anticholinerge werking; bv. quetiapine (Seroquel®), het meeste verkochte antipsychoticum in Nederland . Anticholinergica verhogen de kans op dementie tot 400% (ref). Wie meer wil weten over deze interactie kan het Nederlandstalig artikel raadplegen (ref).
Het probleem met oversterfte
Atypische antipsychotica werden in het begin (en nog steeds) gepromoot als een veilig(er) alternatief dan de klassieke antipsychotica omdat ze minder bewegingsstoornissen veroorzaakten. Nadien bleek dat atypische antipsychotica andere nevenwerkingen hadden zoals metabole aandoeningen, overgewicht en oversterfte. Volgens een onderzoek in 2005 veroorzaken atypische antipsychotica bij 65-plussers een 170% verhoogde kans om binnen de zes maanden te overlijden (ref-1 – ref-2). Later volgde een onderzoek in 2011 met een andere conclusie, atypische versus klassieke antipsychotica veroorzaken bij 60-plussers een oversterfte van resp. 200% en 500% (ref).
Beide onderzoeken doen vermoeden dat de jaarlijkse oversterfte door antipsychotica, wel eens groter zou kunnen zijn dan het aantal coronadoden. Ook wat betreft trombose zijn er gelijkenissen, antipsychotica veroorzaken bij 10 op 10.000 van de 65-plussers trombose (ref-1 – ref-2), een cijfer dat hoger is dan COVID-19-vaccin gerelateerde trombose. In 2021 werd in onderzoek aangetoond dat antipsychotica gebruik de kans op ernstige COVID-19 complicaties sterk doet toenemen (ref). Wat niet zo verwonderlijk is, omdat een ontregeld endocannabinoïde systeem de kans op ernstige COVID-19 complicaties drastisch verhoogd (ref-1 – ref-2 – ref-3).
In Nederland nemen 344.000 Nederlanders antipsychotica (ref), waarvan minder dan 10% een psychose heeft meegemaakt. Deze cijfers zijn gebaseerd op de verkoop in openbare apotheken – ziekenhuizen en instellingen zijn niet inbegrepen. Van die 10% blijkt uit onderzoek dat 23% van de mensen met psychose geholpen is door antipsychotica, terwijl de bijwerkingen enorm zijn (ref). Via deze site kan je de bijwerkingen van jouw antipsychoticum raadplegen.
Het probleem met vermoeidheid
Antipsychotica worden het vaakst voorgeschreven bij slaapproblemen, vooral quetiapine (Seroquel®) dat zelfs in een zeer lage dosering ernstige bijwerkingen heeft (ref). Zo staat in de richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) te lezen: “Voor antipsychotica, zoals quetiapine (Seroquel®), is geen plaats bij de behandeling van slapeloosheid; er is te weinig bewijs voor de effectiviteit, terwijl bijwerkingen veel voorkomen.” (ref).
Antipsychotica veroorzaken lichamelijke vermoeidheid, de reden is vrij eenvoudig. Ze remmen het energiemetabolisme waardoor de cellen minder ATP (energiemolecule) aanmaken (ref). Bovendien verminderen ze de aanmaak van mitochondria, de energiefabriekjes in de cellen die ATP produceren (ref). Ook na het stoppen kan dit proces nog langere tijd blijven aanslepen, soms jarenlang. Bovendien veroorzaken ze mentale vermoeidheid door dopamine af te remmen.
Huisartsen en psychiaters schrijven het gebruik van een antipsychoticum voor bij slaapproblemen, terwijl dit volgens de richtlijnen wordt afgeraden. Dat blijkt uit onderzoek van Pointer. Het middel quetiapine (Seroquel®) zorgt voor forse bijwerkingen en er is geen wetenschappelijk bewijs dat het werkt bij mensen met slaapproblemen (citaat KRO/NCRV).
Afbouwen van antipsychotica
“Het afbouwen van jarenlang antipsychoticagebruik is moeilijk. De fysieke onttrekkingsverschijnselen zijn heftig en het stoppen van de medicatie lokt vaak nieuwe psychoses uit. Zelfs met geleidelijk afbouwen mislukt 50 tot 67 procent van de stoppogingen. Waarom lokt het afbouwen van antipsychotica psychoses uit? Helemaal zeker weet de psychiatrie het niet. Maar het lijkt erop dat het brein gevoeliger wordt voor psychoses door het gebruik van antipsychotica.” Citaten uit ‘Als het middel soms erger is dan de kwaal – Psychosen worden behandeld met medicatie, kan dat anders?’ (ref).
1. Afbouwen met een voorgeschiedenis van psychose
Dopamine-psychose
Antipsychotica zijn in de eerste plaats dopamine-remmers, ze blokkeren de dopamine-receptoren. Dit betekent dat het afbouwen en stoppen zorgt voor een forse toename van de dopamine-receptoren, een normaal epigenetisch compensatiemechanisme. Indien er voorheen sprake was van dopamine-psychose, kan stoppen met antipsychotica een nieuwe psychose uitlokken. Dopamine-psychose komt vaker voor bij gebruik van drugs – speed en methamfetamine kunnen irreversibele schade aanrichten in de hersenen.
Voor men stopt met antipsychotica is het aangewezen om eerst de levensstijladviezen op te volgen om op deze manier het endocannabinoïde systeem te resetten. Pas dan en na overleg met uw arts en mits voldoende zelfkennis en zelfinzichten en zonder gebruik van drugs en alcohol, kan men eventueel de medicatie zeer langzaam afbouwen. Neem in elk geval meer dan een jaar tijd, bv. met de hulp van taperingstrips. Ga nooit op eigen houtje overhaast afbouwen!
Wie meer wil weten over het afbouwen kan deze pagina en een Nederlandstalige video raadplegen.
Angstpsychose
Bij angstpsychose, kan het herstel van de dopamine-receptoren een ander ongewenst neveneffect veroorzaken, namelijk een forse toename van glutamaat. Deze stof komt vrij na het activeren van dopamine om het dopaminesignaal af te remmen. Een overigens normale neurofysiologische reactie, die echter bij mensen met een voorgeschiedenis van psychose in combinatie met angsten, paniekaanvallen of trauma’s opnieuw een angstpsychose-aanval kan uitlokken.
Hyper-glutamaat is de belangrijkste oorzaak van angststoornissen (ref-1 – ref-2 – ref-3), dit gaat gepaard met een verminderde GABA-werking (ref-1 – ref-2 – ref-3). Glutamaat en GABA worden gereguleerd via het endocannabinoïde systeem. Vooraleer men stopt met antipsychotica is het dan ook aangewezen om eerst het endocannabinoïde systeem te resetten door een aangepaste levensstijl.
2. Afbouwen zonder een voorgeschiedenis van psychose
Het afbouwen van antipsychotica dient zeer langzaam te gebeuren, bijvoorbeeld met ondersteuning van taperingstrips. Wie jarenlang antipsychotica heeft gebruikt, kan nare ontwenningsverschijnselen ervaren (ref). Ga nooit op eigen houtje afbouwen, neem rustig de tijd. Luister naar je lichaam en praat met jouw zorgverlener. Een jaar of langer afbouwen is niet zo ongewoon.
Ook hier geldt dat het ‘resetten’ van het endocannabinoïde systeem door een aangepaste levensstijl. Op deze manier is het lichaam beter voorbereid. Dit wordt verder beschreven bij ‘levensstijladvies’.
3. Lotgenoten en ervaringsdeskundigen
Afbouwen kan je best doen onder begeleiding van een ervaren deskundige, meestal is dit niet jouw arts. Voor wie op zoek gaat naar zorgverleners met ervaring in het afbouwen van antipsychotica kan men contact opnemen met psychosenet.nl. Zoek tevens bijkomend een zorgverlener die ervaring heeft met epigenetica, om jou te begeleiden met levensstijladvies en voedingssupplementen.
Op deze pagina vindt je een aantal video’s met ervaringsdeskundigen.
De weg naar herstel
Het endocannabinoïde systeem
Binnen de drie categorieën van mensen die antipsychotica nemen speelt het endocannabinoïde systeem een centrale rol. Het endocannabinoïde systeem reguleert onder meer dopamine, GABA, glutamaat, het energiemetabolisme en de eetlust. Verder is het betrokken bij de regulatie van oxidatieve en nitrosatieve stress, celherstel, celaanmaak, pijnverwerking en het immuunsysteem.
1. Dopaminepsychose
Het endocannabinoïde systeem bestaat uit de CB1- en CB2-receptoren. CB1 is de verslavingsreceptor die de dopaminevrijgave activeert en CB2 is de antiverslavingsreceptor die de dopaminebehoefte normaliseert. In 2019 onderzocht men de hersenen van mensen met psychose via radioactieve tracers, dit zijn stoffen die oplichten bij activiteit van specifieke receptoren (ref). Men ontdekte dat bij mensen met psychose, die nog niet eerder werden behandeld door antipsychotica de CB1-receptoren overbelast zijn, een indicatie van teveel dopaminestimulatie (ref). In eerder onderzoek werd aangetoond dat bij mensen met psychose die antipsychotica nemen de CB1-receptoren overactief zijn (ref-1 – ref-2 – ref-3 – ref-4 – ref-5).
De CB1- en CB2-receptoren houden elkaar in evenwicht. Bij CB1-overstimulatie worden de CB2-receptoren ‘lui’. Concreet betekent het dat het lichaam de dopaminebehoefte niet kan normaliseren. In 2020 verscheen een ander onderzoek waarbij men de impact van de CB2-receptor bij de behandeling van psychose onderzocht (ref). De onderzoekers concludeerden dat stimulatie van de CB2-receptoren de drie belangrijkste aspecten van psychose corrigeert: het normaliseren van dopamine en glutamaat en het verminderen van laaggradige ontstekingen (ref).
2. Angstpsychose
Hyper-glutamaat is de belangrijkste neurofysiologische oorzaak van angstpsychose (ref-1 – ref-2 – ref-3). Glutamaat is een stofje dat de negatieve beleving van eerdere trauma’s, angsten, stress, agitatie en onrust versterkt. Het verminderen van glutamaat wordt gereguleerd door GABA en het endocannabinoïde systeem. In de ‘gids voor het afbouwen van benzodiazepines‘ wordt deze interactie beschreven.
3. Sederende antipsychotica
Het grootste deel van de gebruikers van antipsychotica (+90%) hebben geen verleden van psychose en nemen deze middelen omwille van de sederende en angstremmende werking. Angsten, trauma’s, stress- en slaapproblemen worden neurofysiologisch veroorzaakt of versterkt door een teveel aan glutamaat en een verminderde GABA werking. Twee eigenschappen van een ontregeld endocannabinoïde systeem.
Levensstijladvies
Antipsychotica zijn de moeilijkst af te bouwen psychofarmaca. Zorgverleners in de epigenetica en de natuurkundige therapie worden soms geconfronteerd met cliënten/patiënten met onrealistische verwachtingen. De cliënt/patiënt wil antipsychotica snel afbouwen, het liefst met ondersteuning van voedingssupplementen en weinig aanpassingen van de levensstijl. De natuurkundige zorgverlener krijgt vanuit deze dynamiek een soortgelijke opdracht van patiënten die reguliere artsen consulteren: ‘los mijn klachten op met middelen’. In de praktijk werkt deze aanpak nauwelijks.
Het epigenetisch herstelproces begint met het optimaliseren van de omgevingsfactoren zoals voeding, beweging en een gezonde psychosociale omgeving. Men kan het afbouwproces vergemakkelijken door het lichaam fysiek voor te bereiden. Dit verloopt via het resetten van het endocannabinoïde systeem door onder meer een veganistisch dieet en het weglaten van gluten, zuivel en soja. Sommige mensen kunnen deze voedingsadviezen vrij extreem vinden. Ze zijn niet alleen bedoeld om de ontwenningsverschijnselen te verminderen, maar tevens om de talrijke complicaties door antipsychotica te herstellen. Zoals bijvoorbeeld insulineresistentie, overgewicht, vermoeidheid en depressie. Mijn ervaring is dat het resetten van het endocannabinoïde het herstelproces versnelt en de basisoorzaken van het probleem aanpakt. Het gaat niet alleen om dopamine, maar vooral om GABA en glutamaat. Wie daar graag meer wil over weten kan de ‘gids voor het afbouwen van benzodiazepines’ lezen.
Mijn huisarts – een fervente anti-complementaire medicus, maar verder heel bekwaam, sympathiek en empathisch, vertelde me dat hij veganist geworden is omdat het het leed van dieren niet meer kon aanzien. Ik ben veganist geworden omdat ik me afvroeg waarom ik telkens zo moe werd van eieren en vlees. Zodra ik geen dierlijke producten meer at, stopten de zwellingen, had ik weer energie alsof ik 30 jaar was en raar maar waar mijn wereldbeeld veranderde. Ik begon mensen liever te zien, werd stressbestendiger, alerter en ook wel gelukkiger. Maar ook, mijn hersenen begonnen op een andere manier te werken, meer geconnecteerd zoals je ook ziet bij vrouwen. Het is best vreemd, dat aspect vindt je niet terug in onderzoek, daar gebruiken ze andere parameters….
Het aanpassen van de voeding begint met het mijden van voeding die het endocannabinoïde systeem (ECS) ontregelt. Het ECS reguleert verschillende aspecten met betrekking tot het dopamine-beloningssysteem: dopamine, insuline, GABA en glutamaat. CB1 en CB2, de twee receptoren van het ECS houden elkaar in evenwicht (ref).
Chronische overstimulatie van de CB1-receptoren veroorzaakt uitputting van dopamine, leptine-resistentie, laaggradige ontstekingen, chronische trek, overgewicht, insulineresistentie, verhoogde cholesterol en andere metabole klachten en aandoeningen (ref-1 – ref-2 – ref-3 – ref-4 – ref-5).
Bij CB1 overstimulatie neemt de werking van de CB2-receptoren af, die net een tegenovergesteld en herstellend hebben. CB2 herstelt de insulinegevoeligheid en normaliseert de dopamine behoefte.
Duale werking van de CB1- en CB2-receptoren van het endocannabinoïde systeem
CB1 overstimulatie ontstaat door een vetrijk dieet, margarine en plantaardige oliën met teveel linolzuur, dierlijke producten, alcohol en cannabis (ref-1 – ref-2). Toegelaten oliën zijn olijfolie, kokosolie en avocado-olie. Noten en zaden zijn linolzuur-bommen: toegelaten noten zijn walnoten, chiazaad en perillanoot.
Dierlijke producten bevatten arachidonzuur, myoglobine en andere ongewenste fragmenten uit vetten en eiwitten die ontstekingsbevorderend zijn. Niet alleen rood vlees, maar ook kip en eieren zijn superhelden in het bevorderen van chronische ontsteking, een toestand die het ECS ontregelt en ons letterlijk uitput (ref-1 – ref-2– ref-3). Wie vegan eet kan het best vitamine B12 bijnemen. Een vegandieet zorgt voor een verbetering van het darmmicrobioom (darmflora), bij sommige mensen kan deze overgang obstipatie veroorzaken. Dit kan men verhelpen door magnesium te suppleren, in het begin met een wat hogere dosering en nadien verlagen.
Alle energie die gaat naar het belasten van het immuunsysteem komt men tekort om andere organen en weefsels aan te sturen. Hoe vreemd het ook mag klinken, het zijn net deze dierlijke stofjes die de werking van insuline boycotten (ref-1 – ref-2 – ref-3) – vaak méér dan glucose – zeker als men dierlijke producten gaat combineren met koolhydraten. Wie veganistisch eet, verlaagt de kans op diabetes met 35% tot 50% (ref-1 – ref-2), althans als het gezonde planten zijn, met planten zoals tarwe ga je weinig winst behalen. Eet dierlijke producten met mate. Probeer eens een week geen dierlijke producten. Wie weet bevalt het zo, dat je steeds vaker veganistisch gaat eten. Van een vegan eetpatroon wordt je rustig, stressbestendiger en krijg je meer focus.
Vlees bevat myoglobine, een eiwit dat dysbiose, verhoogde darmpermeabiliteit en laaggradige ontstekingen veroorzaakt via de toename van interleukine-1 bèta (IL-1β) (ref), een cytokine die GABA-resistentie veroorzaakt in de hippocampus (ref).
Een tweede voedingsadvies is het mijden of verminderen van voeding die het endorfinesysteem uitput. De reden is dat het endorfinesysteem en het ECS met elkaar verbonden zijn als twee handen op één buik (ref-1 – ref-2 – ref-3 – ref-4). Gaat het met het ene systeem mis dan ook met het andere. Te mijden voeding zijn exorfinen, dit zijn gluten (tarwe, spelt, kamut, rogge en gerst), zuivel en soja, met uitzondering van yoghurt dat geen exorfinen bevat omdat het gefermenteerd is. Gistbrood kan men vervangen door zuurdesembrood dat minstens 24 uur is gefermenteerd door de bacteriën in de zuurdesem. Dit brood – als het goed bewerkt is – bevat minder dan 8 ppm gluten (ref). Verder is alle niet-natuurlijke voeding te mijden, dus alles wat is bewerkt en waar de lijst met ingrediënten niet is terug te vinden in de natuur. Niet alleen smaakversterkers maar de ganse zooi die de voedingsindustrie toevoegt om hun producten langer te doen bewaren en beter te doen smaken of wat dan ook. Mijdt zoveel mogelijk voeding die insulinepieken veroorzaken, de zogenaamde hoog-glycemische voedingsmiddelen als suiker, bier, zetmeel en glutenvrij brood dat vaak teveel zetmeel, mais en andere melen bevat die insuline de hoogte in jagen.
Het derde voedingsadvies is, wees matig met alcohol en eet met mate. Zodra je de glucose-pieken en dalen onder controle krijgt, stabiliseert glutamaat, heb je minder onrust en ben je stressbestendiger. Het ECS en BDNF – ons natuurlijk antidepressie-stofje – gaan optimaal werken zodra je minder calorieën aanvoert. Je hoeft daarom geen crashdieet te doen, maar minder eten helpt écht, een advies dat niet geldt voor anorexia patiënten!
Hetzelfde geldt voor bewegen. Beweging stimuleert het ECS en BDNF, ons natuurlijk antidepressie-stofje. Gewoon rustig wandelen, fietsen of zwemmen is prima. Duursport put het ECS uit, waarom zou je hard rennen? Het lichaam heeft al stress genoeg en je wil geen versleten knieën als je op pensioen gaat.
Mijdt zoveel mogelijk geneesmiddelen die het endocannabinoïde systeem en endorfine uitputten, dit zijn onder meer paracetamol, NSAID’s en opioïde pijnstillers (ref-1 – ref-2 – ref-3).
Voedingssupplementen
1. Afbouw en stoppen
Caryofylleen
Caryofylleen is een selectieve CB2-agonist, een stof die de CB2-receptoren van endocannabinoïde systeem (ECS) activeert (ref). De werking van caryofylleen op de CB2-receptoren is sterker dan THC en CBD uit cannabis (ref-1 – ref-2). In tegenstelling tot extracten uit cannabis, heeft caryofylleen geen effect op het activeren van CB1-receptoren. CB1-overstimulatie is te mijden bij mensen met een voorgeschiedenis van psychose.
Caryofylleen herstelt de GABA-gevoeligheid waardoor glutamaat afneemt. Het normaliseert de dopaminerge werking en verhoogt BDNF, een neurotrofe factor die de schade door dopamine en glutamaat herstelt (ref-1 – ref-2). BDNF verhoogt de expressie van verschillende dopamine-receptoren (ref-1 – ref-2 – ref-3).
De CB2-receptoren corrigeren insulineresistentie veroorzaakt door CB1 overstimulatie en verbeteren de glucose tolerantie, dit is de mate waarin het lichaam glucose uit bloed kan verwerken. Uit onderzoek blijkt dat caryofylleen de insulinegevoeligheid verbetert en werkzaam is voor de behandeling van diabetes type 2 (ref-1, ref-2, ref-3, ref-4, ref-5). Een goede werking van de CB2-receptoren zorgt voor een stabiele bloedsuiker en vermindert de kans op hypoglycemie, een toestand waardoor tijdelijke maar acute GABA-resistentie ontstaat.
CB1 is de verslavingsreceptor die dopamine activeert (ref). Overactivatie van de CB1-receptoren – bv. door stress, trauma’s, cannabis, linolzuur, ontsteking, dierlijke producten, alcohol, antidepressiva, opioïde pijnstillers, paracetamol en een hoogcalorisch dieet – veroorzaakt een verminderde CB2-werking. Als de CB2-activiteit afneemt, ontstaat craving (toegenomen behoefte). Bij het afbouwen en stoppen met antipsychotica en andere psychofarmaca, drugs, gedragsverslavingen en eetstoornissen ontstaat tijdelijk stress. Deze stress zorgt andermaal voor CB1 overactivatie en CB2-demping waardoor men in een vicieuze cirkel terechtkomt.
CB2 is de anti-verslavingsreceptor: het remt de constante dopaminebehoefte bij verslavingen, eetstoornissen en de afbouw van dopaminerge medicatie (psychostimulantia) en drugs (amfetamine en cocaïne) (ref-1, ref-2). De CB2-receptoren spelen een cruciale rol bij aandoeningen zoals autisme, alcoholisme, verslavingen, eetstoornissen, depressie en schizofrenie. Om verslaving te doorbreken moet men de CB1-activiteit verminderen en de CB2-activiteit verhogen.
Onderzoekers concludeerden dat stimulatie van de CB2-receptoren de drie belangrijkste aspecten van psychose corrigeert; het normaliseren van dopamine en glutamaat en het verminderen van laaggradige ontstekingen (ref).
Caryofylleen mag gecombineerd worden met antipsychotica tijdens het afbouwen. De aanbevolen dosering van caryofylleen bij het afbouwen van antipsychotica schommelt tussen de 30 en 90 mg per dosering, 2 à 3 maal per dag. Caryofylleen wordt door het Amerikaanse FDA ingedeeld als GRAS (Generally Recognized as Safe) (ref-1, ref-2). Bij humaan onderzoek blijkt dat caryofylleen geen bijwerkingen heeft in een dagelijkse dosering tot 300 mg (ref-1 – ref-2). Verdere informatie kan men nalezen in de caryofylleen monografie.
Synergie: de werking van caryofylleen (CB2-agonist) wordt versterkt door DHA doordat beide stoffen elkaars werking op de CB2-receptoren versterken (ref-1, ref-2, ref-3). De gevoeligheid van de CB2-receptoren wordt tevens verhoogd door PEA (ref-1 – ref-2).
Kaempferol
Kaempferol is een FAAH-remmer, het vertraagt de werking van FAAH – het enzym dat anandamide en deels ook 2-AG en PEA afbreekt – wat via diverse routes resulteert in een toename en herstel van anandamide, 2-AG en PEA (ref-1 – ref-2). Anandamide activeert het endocannabinoïde systeem en zorgt voor een toename van GABA en BDNF in de hippocampus (ref). Anandamide, BDNF en GABA zijn de sterkste glutamaatremmers.
Gelukkig zijn: anandamide is een neurofysiologische regulator in de beleving van gelukkig zijn, verbinding, mededogen, onbaatzuchtigheid en spiritualiteit. Een trage FAAH-werking verhoogt anandamide, waardoor men zich gelukkiger voelt. Kaempferol is de flavonoïde met de sterkste FAAH-enzym-remwerking (ref). Onderzoek laat zien dat de landen waar de mensen het gelukkigst zijn niet de rijkste landen zijn, maar de landen waar de bevolking de traagste FAAH-enzymwerking heeft – waardoor anandamide toeneemt. Deze trage FAAH-werking is een gevolg van een genmutatie (SNP) die meer voorkomt bij de oorspronkelijke bevolking van de Zuiderse landen. Volgens onderzoek heeft de bevolking in Mexico, Nigeria en Colombia drie- tot zesmaal meer anandamide dan in Rusland, China en de Oost-Europese landen. In de Verenigde Staten zijn het vooral de Amerikanen van Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse oorsprong die een trage FAAH-enzym werking hebben, de blanke inwoners schommelen onderaan, met op de bodem Rusland en de Oost-Europese landen.
Kaempferol is een ‘prodrug’, een stof die door bacteriën in de darmen wordt omgezet in actieve stoffen. Kaempferol wordt door bacteriën omgezet in GABA en via de nervus vagus in het maag-darmstelsel getransporteerd naar de hersenen. Onderzoek bij dieren wijst uit dat een dosering vanaf 0,02 mg tot 1 mg per kg lichaamsgewicht een rustgevend effect heeft, dit komt overeen met 1,5 tot 70 mg bij een persoon van 70 kg (ref).
Traumaherstel: traumatische ervaringen en emotionele verwaarlozing tijdens de kindertijd verminderen de werking van het GAD-enzym, dat glutamaat moet omzetten in GABA. Te hoge glutamaat-waarden veroorzaken problemen met het loslaten van negatieve ervaringen. Uit onderzoek blijkt dat kaempferol een herstellend effect heeft op het GAD65-gen dat de aanmaak van het GAD-enzym reguleert. Overgewicht en vetrijke diëten verminderen de werking van het GAD-enzym (ref).
Glutamaat heeft de eigenschap het traumageheugen, dit is de angst en de stress die geassocieerd zijn aan een trauma in stand te houden en te versterken. Deze toestand noemt men vreesconditionering, waarbij allerlei onbewuste pikkels en associaties de herinnering aan trauma’s kunnen opwekken. FAAH-remmers verminderen de vreesconditionering en stressreactie bij mensen met PTSS en angststoornissen (ref), deels via de stimulatie van het endocannabinoïde systeem (anandamide en 2-AG) en deels via de toename van BDNF, een stofje met een GABA en dopamine stimulerend effect (ref-1 – ref-2 – ref-3).
Kaempferol mag in tegenstelling tot caryofylleen niet gecombineerd worden met antipsychotica. Men neemt deze stof het best een week na het stoppen met antipsychotica. Kaempferol is niet aangewezen voor mensen met een voorgeschiedenis van dopamine-psychose. De aanbevolen dosering voor kaempferol is 100 mg tot 400 mg per dag. Verdere informatie kan men nalezen in de kaempferol monografie.
2. Slaapproblemen
Glycine en magnesium
Glycine is een inslaapmiddel indien het voldoende hoog is gedoseerd. Glycine reguleert het bioritme op dezelfde manier dan melatonine, maar heeft een sterkere werking in het remmen van glutamaat. Het is belangrijk om elke dag de glycinevoorraad aan te vullen omdat glutamaat de voorraad uitput. Op deze manier wordt er ook meer glutathion aangemaakt. Glycine kan men best combineren met een goed opneembare magnesium zoals magnesiumbisglycinaat. Magnesium versterkt de werking van endorfine (ref), een hormoon dat de aanmaak van melatonine stimuleert (ref). Zo programmeert men de hersenen om autonoom melatonine aan te maken.
De aanbevolen dosering van glycine bij inslaapproblemen is 2 à 3 gram. Neem het liefst een half uur voor het slapen gaan. Verdere informatie over glycine kan men nalezen in de monografie.
Hericium erinaceus (pruikzwam)
Pruikzwam heeft een gunstig effect bij doorslaapproblemen (ref). Mensen die ’s nachts wakker worden, hebben vaak een glucosedip, waardoor glutamaat piekt en het slaapproces wordt onderbroken. Pruikzwam heeft vooral in de hersenen een gunstig effect op de stabilisatie van de glucosehuishouding en insulineresistentie. Hierdoor vermindert de kans op nachtelijk ontwaken als gevolg van een tijdelijke glutamaatpiek.
De aanbevolen dosering van pruikzwam is ongeveer 1 gram bij een extractie van 50% polysaccharides, wat neerkomt op 500 mg polysaccharides uit pruikzwam. Inname een half uur voor het slapen gaan. Verder informatie over pruikzwam kan men nalezen in de monografie.
BrainQ checklist
De BrainQ checklist bestaat uit vragen die de resistentie van verschillende neurotransmitters en hormonen in kaart brengen, de symptomen van hyper-glutamaat en een traumavragenlijst. De checklist omvat 140 vragen en neemt ongeveer 10 à 15 minuten in beslag. Na het invullen van de BrainQ checklist ontvangt men de resultaten per mail.
- endorfine;
- dopamine;
- oxytocine;
- histamine;
- insuline;
- psychische kenmerken van glutamaatdominantie;
- lichamelijke kenmerken van glutamaatdominantie;
- traumavragenlijst voor kinderen en volwassenen.
Checklist volwassenen: Invullen (Vanaf 18 jaar)
Checklist kinderen: Invullen (Van 0 tot 18 jaar)
Disclaimer en copyright
Deze informatie is bedoeld als informatiebron en als naslagwerk. Het is met de grootste zorgvuldigheid en naar beste vermogen en inzicht samengesteld. De informatie is bedoeld voor beroepsbeoefenaren zoals artsen, apothekers, herboristen, psychologen en therapeuten, die vanwege hun opleiding en ervaring de inhoud en toepassing kunnen evalueren. De informatie is niet bestemd voor leken of consumenten die zelf een behandeling willen uitstippelen. Het is geenszins bedoeld als vervanging voor het consulteren van een arts of therapeut. Indien u momenteel geneesmiddelen neemt, raadpleeg dan eerst een arts indien u met deze middelen wil stoppen. Stop de inname niet of vervang deze geneesmiddelen niet op basis van informatie of aanbevelingen uit deze website. BrainQ kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die zou voortvloeien uit beslissingen gebaseerd op informatie uit deze website.
De informatie mag niet gekopieerd, gepubliceerd of via een andere vorm doorgegeven worden aan derden zonder de schriftelijke toestemming van BrainQ.